maandag 25 maart 2024

De pianostemmer

De pianostemmer van Pascal Mercier verscheen eind vorige eeuw in het Frans en werd in 2008 door Gerda Meijerink naar het Nederlands vertaald. Het heeft een heldere structuur: Patricia en Patrice een tweeling die na een zeer innig, te intiem, samenleven uit elkaar is gegaan, komen elkaar nadat hun vader in de gevangenis belandde vanwege een moord weer tegen. Ze besluiten elkaar eerlijk – ook als het pijnlijk is – hun belevenissen te bescrijven, wat ze van de ander vonden, een visie op hun vader en moeder, en de dwingende normen binnen de familie en het gezin. Beide schrijven zo zeven schriften vol. Goed voor veertien hoofdstukken. Ze zullen elkaar de teksten in een bistro overhandigen.


In de opzet van het boek komt na een hoofdstuk van de broer, een hoofdstuk van de zus. Een gevolg daarvan is dat je kwesties op een niet geforceerde manier wisselend van twee kanten voorbij ziet komen.
“Ervaringen op papier zetten,met woorden die niet meer te veranderen zijn, is een oefening in afbakening,” schrijft Patricia die zich even afvraagt of het wel zin heeft elkaar te schrijven over wat je beide meemaakte. Op de laatste pagina geven beide een antwoord op die vraag.

Dat geschreven woorden de reikwijdte van gebeurtenissen kunnen beperken en bepalen is een thema van het boek. In de brieven ontvouwt zich langzaam het leven van het gezin, de ontwikkeling naar een fatale daad. Alleen het laatste hoofdstuk is niet de tekst van een schrift, maar een 'gewoon' ultra kort hoofdstuk onder de titel 'Afscheid' (maar dat woord heeft hier wel een dubbele betekenis). In de schriften schrijven de broer en zus ook op wat de vader en moeder vertelden, zodat we ook zij in hun eigen woorden spreken in de teksten. Het vergroot de levendigheid van het boek

Het begint met de vader. De populaire pianostemmer Frédéric Delacroix is gearresteerd vanwege een moord op een operazanger. Sterker nog het betrof een van zijn lievelingszangers. De man is normaal gesproken bescheiden en de behulpzaamheid in persoon. Zoon Patrice die het spits afbijt met het eerste hoofdstuk, schrift één, begrijpt dan ook niet veel van de moord. Hij woont in Santiago de Chili. Hij verhuisde erheen om van de familie weg te vluchten. Zijn zus belt hem met het verhaal over de moord en de gevangenschap van zijn vader. Hij heeft haar zes jaar niet meer gezien of gesproken, maar nu keert hij terug naar het ouderlijk huis in Berlijn. Waar hij haar weer zal ontmoeten. Patricia komt meteen al dichterbij een verklaring. Ze vraagt zich af waarom haar vader niet tevreden was met de banden die hij had, bijvoorbeeld met zijn dochter en wenste dat de hele wereld, wildvreemde mensen kortom, enthousiast over zijn werk zou zijn.

Die vader staat namelijk vroeg op om opera's te schrijven die niemand wil horen. Hij heeft de veertiende opera afgerond en ingezonden voor een prijs. Hij is gebaseerd op de 18e eeuwse novelle Michael Kohlhaas van Heinrich von Kleist. Een boek dat veel sporen heeft nagelaten in literatuur, cinema en Koolhaas heeft zelfs zijn naam gegeven aan het Kohlhaas syndrome om een persoonlijkheid te beschrijven die de sterke behoefte heeft aan het etaleren van juist handelen. In het boek wordt de novelle genoemd als een verhaal waarin de hoofdpersoon gericht is op het laten sneuvelen van succesvolle mensen. Patrice verzucht: “Was je maar niet altijd zo rechtdoorzee geweest, vader, zo onbuigzaam dapper. Het heeft je ontoegankelijk gemaakt en verschrikkelijk hard.” En zo gaan de laatste opera en de roman samenvallen.

Delacroix's werkkamer is voorzien van een geluidsdichte deur, zodat de anderen in huis er geen last van zijn componeren hebben. Zijn belangrijkste bezigheid thuis is daarmee uitgesloten van het gezinsleven. Gewist. De werkkamer is een cel geworden, waar hij voor en na zijn werk als pianostemmer libretto's schrijft en aria's componeert. Op zijn zestigste heeft hij een ijzeren kist vol partituren bij elkaar geschreven. Hij weet bovendien alles van opera opvoeringen, welke succesvol waren en welke niet, waar ze in premi
ère gingen en wanneer. Het was een vorm van fanatisme die zijn kinderen “uit de wereld van de muziek verjoeg.”

Tekst gaat verder onder operafragment.

“Ze denkt dat het Recondita armonia di belezze diverse! was dat hij zong toen we de 
eerste keer tegenover elkaar stonden. Maar in werkelijkheid was het Quale occhio al 
mondo può star di paro all'ardente occhio tuo nero? Ik weet het zeker ik lette op de 
kleur van haar ogen.” 

Zijn vrouw, Chantal de Perrin, zit eveneens gevangen. Ze zit vast in de hang naar haar vroegere leven en ze is verslaafd aan morfine om het vol te houden. Een danscarrière is doodgelopen op zwangerschap en een ongeluk. Een onderzoek naar dansgeschiedenis (haar oma was een beroemde Russische ballerina) deed ze zonder medeweten van gezinsleden, ook al in eenzaamheid. Ze “had haar passie voor ballet met een wildvreemde moeten delen,” een medewerkster van de Staatsbibliotheek waar ze haar onderzoek deed. Ze zat opgesloten in haar eigen vroegere wereld die niet terug kwam.

De kinderen vluchten uit huis als ze kunnen, door wat de broer de zus aandeed en door de verwrongen situatie thuis. Een wereld waarin ze als vanzelfsprekend alles deelden, alsof het ademen was, werd plotsklaps afgebroken. Als de vader een penitentiaire inrichting ingaat dan brengt dat ze weer bij elkaar. Maar de reden waarom hij opgesloten wordt is een moord, waarbij niemand meer iets te winnen had. De aanleiding was dat iemand verantwoordelijk moest zijn voor het succes dat niet kwam, en dat voor een deel ook was, maar het was een daad die uitgevoerd werd omdat de vrouw voor de man meende te moeten denken en daarbij de plank missloeg. Zo werd de hang naar succes juist een vastgeroest slot op de deur er naar toe.

Of het lag aan het alarm van de hoogwerker van de glazenwassers dat de hele nacht afging toen ik in het boek begon te lezen of dat het echt taai was om er in te komen? Geen idee. Al lees ik in enthousiaste reacties op het boek van anderen dat het eerste deel moeite kost om te boeien. Je hoofd goed bij de tekst houden is noodzakelijk. Wat betekent het contact met het vijfjarige als baby al mishandelde en te vondeling gelegde Chileense jongetje Pablo? De band tussen Patrice en hem komt moeizaam tot stand en dreigt steeds weer te eindigen. Waar past dit in het verhaal? De jongen pikt niet veel van de mensen om hem heen. Zijn bagage was ellende en zelfs een eigen naam had hij niet. Hij moest vechten om er te zijn. Zoals ook de vader van Patrice en Patricia had moeten doen. Die vond zijn bestaan in het stemmen van de piano en het schrijven van opera's. Ook Pablo zal zijn eigen weg moeten vinden. Hoe dan ook.

Behalve dat het boek gaat over een broer en zus, een vader en moeder, hun ontwikkeling, psychologie en tragiek in de vorm van een moord, gaat het boek ook over opera. Volgen de pianostemmer was de lievelingsaria van zijn vrouw 'Quale occhio al mondo …', een hit uit het opera repertoire van Puccini (Tosca). Als ze het samen voor het eerst horen wordt het gezongen door een operaster die een belangrijke rol speelt in het boek, maar dat doet hij paradoxaal alleen oppervlakkig; in de ontwikkeling van hoofdlijnen heeft hij zichzelf op afstand gezet. Tegelijekrtijd is hij het slachtoffer dat het boek in gang zet. Dit is een van de voorbeelden van de verfijnde vertelkunst die Pascal Mercier in dit boek toepast. Het fileren van ontwikkelingen van mensen, relaties tussen personen, de onbedoelde gevolgen van handelingen, hoe gebeurtenissen in de jeugd het verdere leven beïnvloeden, hoe hoop de drang naar erkenning kan worden, al die ontwikkelingen worden met een strakke fineliner neergezet. Het boek doet wat het de personages opdraagt: het door te schrijven menselijk gedrag afbakenen.


donderdag 21 maart 2024

Gezinsverpakking



Het boekenweekgeschenk Gezinsverpakking, dat is geschreven door de Chabotten is gezellig, zo zegt de verkoopster van de boekhandel waar ik het kado krijg. Of ze dit als een aanbeveling bedoelt, weet ik niet. Het zou goed kunnen van niet.

Het is lang geleden dat ik Bart Chabot op televisie zag. Druk bewegend en snel sprekend. Zijn vrouw Yolande schrijft over hem tijdens een optreden. Hij “spuugde de eerste rijen onder. En wat ik verstond, begreep ik niet”. Wat in dit geschenk vooral opvalt is dat hij zijn kinderen bijbrengt anders te kijken. In het blauw van de lucht zien ze blauwe plekken; en de golven van de licht slapende zee zijn de ademhaling van de dood, zo noteert Bart zelf. De wereld kan mooier zijn als je hem met fantasie en verbeelding bekijkt
(en soms ook niet). De dichter dicht niet, hij opent, zo laat zoon Sebastiaan zijn vader zeggen.

In het eerste, een halve pagina grote hoofdstuk, door debuterend schrijfster Yolanda Chabot, staan de zinnen:
“Als je ouder wordt, verandert alles. Niets blijft.” Ze sluiten aan op het eerste langere hoofdstuk van de hond Bril*, geschreven door zoon Splinter, waarin het verlies van lichamelijke en zintuiglijke capaciteiten centraal staat. De
Omslag illustraties: Marlene Dumas.

hond neemt de gezinsleden in zich zelf op om ze nog te kunnen zien als zijn zicht verdwenen zal zijn. Hij voelt dat hij het verliest van de tijd en dat hij in stukjes uiteen valt.

De aftakeling ligt als een deel van het leven over deze genoeglijke gezinsverpakking, van begin tot eind. Bart Chabot zegt tegen zijn zoon, als die hem vraagt mee te komen:
“Wacht even, jong. Ik ben niet zo snel meer.” Storm stapt dan terug in zijn eigen leven, dat hij vergelijkt met dat van zijn ouders vroeger, en ziet dan in dezelfde denkbeweging ook zijn eigen leven later, als hij zo oud is als zij nu.

Het is ook een boek dat je in een spookkasteel in Frankrijk brengt. Of op vakantie naar Zweden in een blokhut aan een meer (zowel zoon Maurits als Storm schrijven erover) waar de malle familie verblijft. Je belandt op de begraafplaats
Oud Eik en Duinen in de Den Haag, waar Louis Couperus in een potje verblijft. Bezoeken aan dode schrijvers op buitenlandse begraafplaatsen zijn iets van vroeger. Nu is er nog een zakdoek van Remco Campert in huis, voor één traan, staat erop en een kapot gevallen mobieltje van Martin Bril (waar de hond inderdaad naar is genoemd). Kees van Kooten wist in zijn geschenk (link nog dood) nog meer dode schrijvers in leven te houden, maar ook hier blijven ze in woorden leven. Uit datzelfde Haagse huis wordt wel Sinterklaas rustig – met het oog op de kinderen – de deur uitgewerkt, omdat hij en zijn Piet journalisten in vermomming zijn met een camera in een tas. Van het uitzenden van de gemaakte opnamen komt het door een aangespannen rechtszaak nooit.

Bij de Chabotten werd gegeten van de tafeltennistafel, gaan deuren niet open door ervoor staande meubels of in de weg liggende stapels boeken. Maar daarmee hebben we de grootste opgevoerde uitspattingen wel gehad. Het gezamenlijke werk past uitstekend binnen het thema van de boekenweek. Dat luidt: 'Bij ons in de familie'. Ze zijn een beetje apart, maar niet te. Het is niet meer een privéhel dan een warm bad, zoals aangetroffen wordt in
de boeken die Ellen Deckwitz vindt over de familie.

Je kan zo'n nare situatie waarderen, omdat we dan
“weten dat het altijd nog erger kan (…) waardoor de onze weer helemaal meevalt,” zo zegt de man waar Deckwitz haar stapeltje boeken heen brengt. Gezinsverpakking gaat over een gezin met zo nu en dan wat sjagrijn en wat afstand, maar vooral over een gemoedelijk en bij elkaar (inclusief de hond) betrokken verband, waar de moeder een volle baan als arts heeft en de rock-'n-roll langzaamaan uit de vader verdwijnt.

De ruzies tussen de zonen worden met briefjes op papier beslecht. Yolande geeft hen de opdracht te beschrijven waarom het misliep en wat hun rol in de onenigheid was. Met 'hij deed' neemt ze geen genoegen. 'Wat deed jij', is de leidende vraag. Geen wonder dat drie van de vier zonen schrijver zijn geworden. Het kan ook mooi zijn, in lichte tinten, met enig grijs en nauwelijks zwart over het familieleven schrijven. Niet alleen omdat het niet te zwaar en wel onderhoudend is, maar ook omdat we dan weten dat er altijd nog iets mooier kan, ook als het bijna goed is.

Op de achterkant staat een tekening van de de auteurs, de Chabotten, samengebracht tot een hoofd, alleen de hond ontbreekt, maar zijn hoofdstuk is dan ook, ja inderdaad in mooi roze en dat is niet verkeerd, met liefde geschreven door 'n zoon. In het boek zelf worden de grote mannen van het gezin kort neergezet door de uitspraak van een vriend die ze tegen kwam tijdens een optreden:
“Allemachtig hier loopt tien meer Chabot”.

Het was inderdaad een gezellig boek, maar belangrijker, ook een pleidooi voor een verwonderde en enthousiaste gang door het leven. Zo'n aansporing lijkt luchtig, maar is niet altijd een lege luxe.

Noot:
* Al eerder speelde een hond een belangrijke rol in een boekenweekgeschenk. In Een schot in de lucht, door Anton Koolhaas uit 1962. Dat hele verhaal draait om de mislukte jachthond Dian.

maandag 18 maart 2024

Kindertijd



Kindertijd (deel 1 van de Kopenhagen-trilogie) door Tove Ditlevsen is een fijngevoelig autobiografisch portret van een kind in een zeer arm gezin begin vorige eeuw.

De schrijfster stelt dat ze is geboren op 14 december 1918, terwijl dat dezelfde dag in 1917 was. Ze heeft dit jaartal wel vaker aangepast, stelt een voetnoot van de vertaalster, Lammie Post. Bijna alsof ze dat jaar een mooier uitgangspunt vindt.

Op de eerste pagina van het boek komen we de Spaanse Griep en het Verdrag van Versailles tegen als moeder haar hand legt op artikelen daarover in de krant, zodat de tere kinderziel wordt gespaard. De roman plaatst zich door het noemen van deze historisch belangrijke zaken in het midden van de tijd dat Tove opgroeit. Daarnaast beschrijft het beeldend de enorme armoede in de onder- en arbeidsklasse in een volkswijk van Kopenhagen en hoe mensen zich daarin redden of hun gezondheid op het spel zetten door vuil werk.

Op die eerste pagina komt moeder naar voren als iemand die met rust gelaten moet worden; anders wordt ze opvliegend. Er was daardoor geen contact tussen moeder en dochter. Mooi was haar
“moeder wel op die zeldzame, gelukzalige ochtenden dat ik haar volledig met rust liet. Mooi, onbereikbaar, eenzaam en vol verborgen gedachten die ik nooit te weten zou komen.” De kleine Tove moet al vroeg leren op haar tenen te lopen en wordt desondanks gestraft, niet voor wat ze verkeerd deed, maar willekeurig zonder aanwijsbare reden. Dat is waar het boek vooral over gaat, de relatie die het kind zoekt tot ouders, andere volwassenen, leeftijdsgenoten en broer. Makkelijk gaat dat niet. Ze houdt niet van het grove taalgebruik van de meisjes op straat en van haar broer houdt ze het meest als die zijn verdriet laat zien.

Haar vader is werkeloos en een recht voor zijn raap en wat conservatieve socialist, die vindt dat meisjes hun plek moeten kennen en zeker niet kunnen dichten. Toch is hij bij voorkeur vriendelijk, maar ook onhandig in de omgang. Hij wijst schrijvers af zoals Herman Bang (
“Hij was niet normaal.”) en Agnes Heningsen (“een opvallend vrouwmens”). Vooral de relatie tussen Tove en haar moeder is complex: “mijn kindertijd irriteert haar net zo als hij mij irriteert.” Tove vindt het ontzettend vermoeiend werk om haar te plezieren en tegelijkertijd dingen voor haar te verbergen. Ze leert een aanpak uit boeken, van horen zeggen en van vader en broer. Het is een omstandigheid waarin het ingewikkeld is om kind te zijn. “Kindertijd is lang en smal als een doodskist en je kunt er niet zonder hulp aan ontsnappen,” denkt ze. Op een gegeven moment valt haar moeder haar af in een moeilijke situatie. Ze is dan zes. Tove voelt vervolgens een mengelmoes van woede, verdriet en medelijden. Deze emoties zou haar moeder vanaf dan altijd oproepen.

Het meisje is slim en kijkt op haar eigen manier om zich heen. Ze denkt vaak dat ze te dom is om te snappen waarom mensen doen wat ze doen. Op haar twaalfde was ze bijna altijd bedroefd en de
“wind waaide ijskoud door mijn lange dunne lichaam waar de wereld zo misprijzend naar keek.” Ze vlucht dan in het schrijven van gedichten in haar poesiealbum. Vaak krijgen de gedichten een licht erotische draai, zoals “Jij gaf mij de liefdesdoop.” Het hoort bij haar dromen van een mooie en rustige man die haar begrijpt en naar haar wil luisteren en daarbij een kind geeft als ontsnapping aan de wereld waarin ze als dochter leeft. Dit is er een voorbeeld van:

De jeugdige, rijke liefde
met duizend schakels hen verbindt
is het dan erg als je
het bruidsbed in de berm vindt?
Tove zegt tegen haar oma dat ze het gedicht op school heeft geleerd. De grootmoeder vindt dat je moet trouwen in de kerk, “voordat je je met iemand mag inlaten.”

Het boek eindigt daar waar de kindertijd naar de afdeling herinneringen glijdt. Mooi dat we die tijd daarvoor toch nog mee hebben kunnen mee pikken, want alleen een kind kan een woord als werelddepressie uitleggen zoals de jonge Tove: “Ik stel me een zeer verdrietige wereld voor, waarin alle mensen hun gordijnen dichttrekken en het licht uitdoen, terwijl het regent uit een grijze, troosteloze hemel zonder ook maar één stralende ster.” Veel mensen moeten die tijd na de krach van 1929 ongeveer zo gevoeld hebben, maar een volwassene zou het niet snel zo beeldend vertellen. Haar oma raakte in die omstandigheden haar spaartegoed kwijt bedoeld om een begrafenis te betalen. Zo triest dus.

Op de achterflap verwoord de Nederlandse schrijfster Niña Weijers de stem van Tove Ditlevsen als
eigen, krachtig, wild, breekbaar en precies. Inderdaad met zo'n stem beschrijft ze ook nog eens het leven van een meisje dat haar weg zoekt in een wereld met conflicten en die vol is van diepe armoede. Het is daarmee een prachtig boek.


maandag 11 maart 2024

Vier vingers

Vier vingers is het boekenweekgeschenk van 1964*, geschreven door Robert van Gulik. Net als Een lampion voor een blinde van negen jaar later door Aafjes, speelt een rechter de hoofdrol in het oplossen van een misdaad. Dit keer niet in Japan, maar bij de grote overbuur, China. Ook dit boek is deel van een reeks.

Van Gulik was diplomaat en wetenschapper. Azië speelde een centrale rol in zijn leven. In 1943 trouwt hij in Tsjoenking (Chongqing), gelegen aan de Jangtse, met een Chinese vrouw. Kort voor hij dit boek schreef was hij ambassadeur in Maleisië, waar hij ook als honorair hoogleraar Aziatische cultuurgeschieidenis doceerde. In 1963 werd hij directeur onderzoek aan het ministerie van Buitenlandse Zaken. Op op 12 juli 1962 stierf gibbon Boeboe, zijn trouwe vriend. Het boekenweekgeschenk Vier vingers is opgedragen aan de aap die in Maleisië werd begraven. Zijn eigen leven zou in 1967 in Den Haag eindigen door longkanker. Hij was destijds Nederlands ambassadeur in Japan.

Met een gibbon begint dan ook dit verhaal. Als die in de buurt van Rechter Tie's huis aan de rand van de stad komt, heeft hij een prachtige ring in zijn handen. Hoe komt die aap er aan, waar heeft hij hem gevonden, en vooral, hoe krijgt de rechter het juweel in handen om hem terug te geven aan de eigenaar? Hij lokt de gibbon en die laat na een poosje de ring in het water van een stroompje vallen. Als de aap verdwenen is, haalt de rechter de antieke ring met een enorme steen gevat in een gouden setting gevormd door twee draken van de bodem van de beek.

Een verhaal als een
detective ontspint zich. Mensen worden opgespoord en gehoord. We lopen met de Tao Gan, de ambtenaar in dienst van het gerecht, mee door de stad. Langzaamaan vertelt Van Gulik het verhaal van een moord en smokkelarij, zoals in een Baantjer, maar dan in een andere omgeving en met een andere toon. Je weet al snel in welke hoek de oplossing gezocht moet worden, maar de precieze invulling bleef voor mij tot het slot een verrassing.

Achter in het boek staat een lijst met romans en verhalen, waaronder de Rechter Tie boeken, die overigens in eerste instantie in het Japans en Chinees verschenen (zo stelt het boekenweekgeschenk tenminste), later in het Engels en Nederlands. Van Gulik ging naar eigen zeggen de verhalen schrijven “om moderne Chinese en Japanse schrijvers te laten zien dat hun eigen oude misdaadliteratuur voldoende bronmateriaal bevat voor detective- en mysterieverhalen”.

Er is ook een lijst met wetenschappelijke studies van van Gulik over cultuur in Indonesië, China en Japan. Hij kwam overigens in Tsjoenking terecht nadat de hele Nederlandse ambassade staf Tokio in juli 1942 moest verlaten. In de Chinese stad werd hij de
secretaris voor Nederlandse diplomatieke missie richting de Regering van Chiang Kai-shek die er gevestigd was en die later Taiwan in zou nemen. Uitgedost in gala lijkt de schrijver op een vorst uit vervlogen tijden. Een persoon om een boek over te schrijven ga je al snel denken, maar dat is er al: Robert van Gulik, zijn leven, zijn werk, door Janwillem van de Wetering. Hij staat op de Duitse vertaling met pracht en praal

Je stapt met Rechter Tie een wereld in die veel groter is dan het verhaal zelf, maar ook dat verhaal is plezierig om te lezen.

Noot:
* Het hele boek is te lezen op
de site van De Bibliotheek der Letteren (de pdf) en ook de prenten bij het boek door Robert H. van Gulik zijn daarin opgenomen. Het is dus vrij zinloos om de verantwoording van de cover op te nemen, tenminste dat dacht ik. Nu is de achterpagina ook bij de DNLB te vinden, maar juist over de tekst over de prenten zit een bibliotheeksticker. Dan toch maar. Het zijn twee antieke poppen van het Rijksmuseum van Volkenkunde te leiden. “De mannenfiguur stamt uit de collectie van J.F. Royer, in 1813 nagelaten aan 'hem, de uit het Oranjehuis het eerst weder den Nederlandschen grond betreden zou'. Het vrouwenfiguurtje werd in 1885 aan het museum geschonken door 'Zijne Excellentie Li Fong Pao, Buitengewoon Gezant en Gevolmachtigde Minister van de Keizer van China'.”